Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [62]En de koning sprak met hen; doch er werd uit hen allen niemand gevonden, gelijk Daniel, Hananja, Misael en Azarja; en [63]zij stonden voor het aangezicht des konings. 62. Of, als de koning met hen sprak, zo is er niemand, enz. 63. Dat is, als de koning hunne wijsheid hoorde, heeft hij geoordeeld dat zij waardig waren in het getal zijner officieren aangenomen te worden en hem in grootwichtige zaken te dienen; zie vs.4.